Top 50 Griekse woorden in het Nederlands

van euthanasie & drama tot mysterie & theorie

door

Enne Koops en Robert Gorter, MD, PhD. et al.

Het Grieks heeft een enorme invloed gehad op talen wereldwijd. Ook op het Nederlands. Wat zijn de vijftig fraaiste Nederlandse woorden, die op het Grieks teruggaan? Historiek maakte een top 50 van woorden die met name vanuit historisch perspectief interessant zijn.

top

Acropolis in Athene (de architect van de acropolis was dezelfde individualiteit als Johann Wolfgang von Goethe (geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt en overleden op 22 maart 1832 in Weimar)

De invloed van het Grieks op de Nederlandse taal is aanzienlijk geweest. Met name uit de mythologie, via wetenschap en onderwijs, via Bijbelvertalingen uit het Grieks (zoals de Septuaginta), op politiek vlak en via sport zijn er veel leenwoorden uit het Grieks in onze taal beland.

Historiek maakte, geheel naar eigen smaak, een selectie van vijftig fraaie en/of bijzondere woorden van Griekse oorsprong in de Nederlandse taal.

Democratie: letterlijk: volksmacht/volksheerschappij. De term democratie is een samenvoeging van dèmos (δῆμος), volk, en kratein (κρατειν), heersen. Democratie is een regeringsvorm waarbij het volk macht heeft door middel van inspraak in de politiek, onder meer door te mogen stemmen. De Grieken staan bekend als de uitvinders van de democratie, maar het was geen moderne democratie zoals wij die in Nederland kennen. Vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen actief kiesrecht en ook voor armen was het – totdat staatsman Perikles financiële tegemoetkomingen instelde – aanvankelijk niet mogelijk de volksraadplegingen bij te wonen; ze konden namelijk geen twee werkdagen per maand missen, omdat ze net genoeg verdienden om rond te komen.

Mysterie: (onopgelost) raadsel. Afkomstig van het Griekse woord mysterion (μυστήριον). Lees ook: Griekse mysteriescholen: top secret.

Muziek: afgeleid van het Griekse musike (μουσική). In de term musike zit het woord muze, het betekende dan ook letterlijk: ‘de kunst van de muzen’. De muzen waren de negen dochters van de oppergod Zeus. Zij waren de godinnen van de creativiteit en originaliteit. Lees ook: Muziek van de Grieken.

Alfabet: de opeenvolging van letters van een schrift. Het woord alfabet is samengesteld uit de letters alfa en beta: de eerste twee letters van het Griekse alfabet.

Misantroop: mensenhater, vijand van de mens. Via het Frans in de zeventiende eeuw in het Nederlands beland.

Politiek: afgeleid van het Griekse polis (πόλις), wat ‘versterkte burcht’ betekende. Binnen de polis konden de mensen zich bij gevaar terugtrekken en vonden ook de politieke samenkomsten plaats.

Parasiet: profiteur, letterlijk: mee-eter. Deze term veranderde in de loop van de tijd van betekenis. Lees hier meer over in het artikel Parasieten: mee-eters en grappenmakers.

Paniek: hevige angst, schrik. Dit woord is een eponiem en ontleend aan de Griekse herdersgod Pan, net als het woord panfluit. De god Pan maakte mensen en nimfen met zijn enge geluiden zo bang dat ze ‘pānikós’ werden, oftewel paniekerig.

greek god

Narcissus – Caravaggio, ca. 1594-1596

Narcisme: een ziekelijke bewondering voor jezelf hebben, naar Narcissus uit de Griekse mythologie, die verliefd werd op zichzelf.

platonische relatie: (ook wel platonische liefde genoemd). Een platonische relatie is een puur vriendschappelijke, innige verhouding, maar zonder intieme wederdiensten.

Apathisch: letterlijk ‘niet-gevoelig’, dus: gevoelloos, onverschillig, emotieloos.

Hypotheek: letterlijk betekent dit woord ‘onderpand’, ‘onderlegsel’. hupothèkè van hupotithèmi (ik leg iets onder, geef als onderpand), van hupo (onder) + tithèmi (ik plaats, leg)

Apocalyps: term voor de definitieve ondergang cq. het einde van de wereld. Het begrip wordt genoemd in het Bijbelboek Openbaring, in het laatste gedeelte van het Nieuwe Testament en geschreven door Johannes de Evangelist (die dezelfde individualiteit is als Lazarus en later als Christiaan Rozenkreutz beschreven).

School: woord voor een instantie die onderwijs verzorgt. Afkomstig van het Griekse σχολή (skolè), dat – hoe vreemd dat ook klinkt voor hedendaagse scholieren – vrije tijd of ontspanning betekent. Ook schoolbegrippen als gymnasium (waarbij de jongens naakt sportten, zoals op het Lyceum net buiten Athene) en het atheneum zijn aan het Grieks ontleend.

Oceaan: dit begrip is afkomstig van Oceanos, een Titaan uit de Griekse mythologie. Deze godheid omringde als wereldstroom (oceaan) de werelddelen.

Monotheïsme: religies die zich baseren op één God. ‘Mono’ betekent één, ‘theïsme’ duidt op godsdienst. Voorbeelden van het monotheïsme zijn het jodendom, christendom en de islam.

Barbaar: een vreemdeling, buitenlander, onruststoker. Ontleend aan het Griekse woord barbaros (βάρβαρος). De Grieken gebruikten deze term voor mensen die ze niet verstonden, vreemdelingen die ‘bar-bar’ zeiden, waren dus barbaren. Omdat ze in de ogen van de Grieken brabbelden.

Polemiek: openbare schriftelijke discussie, openlijk meningsverschil of openbare pennenstrijd. Afkomstig van het Griekse werkwoord póleméo (πόλεμέω), wat ‘oorlog voeren’ betekent. Mensen die publiekelijk met elkaar discussiëren, voeren een verbale oorlog met elkaar.

Melancholie : somberheid, negativiteit, zwartgalligheid. Lees elders op Historiek meer over het begrip zwartgalligheid.

Discotheek: platenverzameling, van diskos (δισκος) betekent discus ofwel schijf. θηκη (theke) is een omhulsel of een kist. Een discotheek is dus een ‘plaats waar schijven worden bewaard’. De betekenis is later veranderd naar een locatie waar muziekplaten of -schijven worden gedraaid, een dancing dus.

apoclyps

Apocalyps

Opkalefateren: iets opknappen, mooier maken, oplappen. Term uit de scheepvaart. Vermoedelijk via het Grieks in het Arabisch en (later) het Nederlands beland. Zie voor extra uitleg het artikel Opkalefateren.

Schisma: van het Griekse woord σχίσμα (schisma, meervoud schismata): splitsing, kerksplitsing (niet noodzakelijk een geloofssplitsing) of scheuring. Een bekende kerkscheuring is het Grote Schisma van 1054, ook wel het Oosters Schisma genoemd.

Mentor: raadgever, iemand die op grond van zijn levenservaring anderen ondersteunt. Het personage Mentor (of mentoor) komt als held in verscheidene verhalen uit de Griekse mythologie voor. Onder andere de historicus Homerus haalde hem aan als raadgever en goede vriend van Odysseus.

Pyromaan:   een ‘vuurzuchtige’ persoon die graag naar branden kijkt en daarbij meestal een ziekelijke neiging vertoont tot brandstichting.

Thermometer: warmtemeter’: een apparaat om de temperatuur mee te meten.

Psychologie: wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van de menselijke psyche, ofwel het innerlijke leven van de mens. Het begrip is ontleend aan psychè (ψυχή), wat ‘ziel’ betekent en logos (λόγος), ofwel: woord, gedachte, rede.

Olympische Spelen: Geheel van sportwedstrijden ter ere van de god Zeus, ontstaan in het oude Griekenland (776 v.Chr.-393 n.Chr.). De (moderne) Olympische Spelen werden heringevoerd in 1896. Op 6 april 1896 (Nederlandse datum, in Griekenland was het toen 25 maart) werden de Spelen geopend in Athene.

Autobiografie: levensbeschrijving van iemands eigen leven. Letterlijk: ‘levensbeschrijving van/door iemand zelf’. Een voorbeeld van een beroemde biografie is De lange weg naar de vrijheid van de ANC-politicus en vrijheidsstrijder Nelson Mandela (1918-2013).

Dogma: leerstelling, onbetwistbaar geloofsuitgangspunt. Letterlijk overgenom-en van het Griekse woord δόγμα.

Theorie: een geheel van denkbeelden, hypothesen en verklaringen die in samenhang worden beschreven, in de wetenschap: een model gebaseerd op waarnemingen en interpretaties daarvan. Theorieën worden voor waar gehouden tot het tegendeel bewezen wordt. De wetenschapsfilosoof Karl Popper (1902-1994) stelde dan ook dat een theorie nooit bewezen kan worden. Want elke volgende waarneming kan de betreffende theorie in duigen gooien.

olypic games

Olypic Games

Ichthus: dit is het oud-Griekse woord voor ‘vis’ (ἰχθύς: ichthus). Tegenwoordig staat dit woord als acroniem symbool voor het christendom. Al in de tijd van het Romeinse Rijk, toen het christendom nog geen toegestane religie was, gebruikten christenen ‘vis’ als geheim teken om aan te geven dat ze christelijk waren. De afbeelding van het visje wordt tegenwoordig nog regelmatig gezien op de achterkant van auto’s als teken dat de bestuurder christelijk is. De letters uit het woord ἰχθύς worden verklaard als: ἰ – Ièsous, χ – Christos, θ – Theou, ύ – Huius, ς – Soter, wat vertaald betekent: Jezus, Christus, (van) God de Zoon, Redder.

Eponiem: letterlijk: bij (‘epi’) + naam (‘niem’). Een woord dat is afgeleid van een specifieke persoonsnaam, of die persoonsnaam nu echt is of fictief. Mooie voorbeelden zijn boycotten, lynchen, hooligan, platonische relatie, colbert en sadism.

pseudoniem : leterlijk ‘valse naam’ (ψευδώνυμον). Een pseudoniem is een zelfgekozen alias (Latijns woord!) of een schuilnaam die iemand heeft aangenomen, bijvoorbeeld als schrijver of acteur. Een pseudoniem is iets anders dan een bijnaam, die anderen voor jou of iemand bedenken. Zo is Multatuli (Eduard Douwes Dekker, 1820-1887) een pseudoniem, terwijl Willem de Zwijger (Willem van Oranje, 1533-1584) een bijnaam is.

Drama: een aangrijpende of droevige gebeurtenis, tragedie (ook een Grieks leenwoord), maar ook: verhandeling of toneelstuk. Afkomstig van het Griekse werkwoord ‘drãn’, wat ‘werkzaam zijn’ betekent. Men was tijdens een toneelstuk namelijk werkzaam om Dionysos te dienen. Het ‘werkzaam zijn’ slaat dus niet zozeer op de uitvoering van het toneelstuk zelf, maar op de dienst aan Dionysos.

Euthanasie:  afkomstig van het Griekse bijvoeglijk naamwoord euthánatos (εὖ (eu) = goede; θάνατος (thanatos) = dood) betekent dit zelfstandig naamwoord letterlijk ‘een goede, zachte dood hebbend’, een milde dood of genadedood. Bij euthanasie wordt er op een onnatuurlijke wijze een einde aan een mensenleven gemaakt.

Sarcasme: bijtende spot, bittere hoon. Afkomstig van het Griekse werkwoord sarkádzoo (σαρκάζω), wat betekent: ‘ergens vlees vanaf scheuren’. Te onderscheiden van ironie, waarbij sprake is van gespeelde onwetendheid en het tegenovergestelde gezegd wordt dan de bedoelde boodschap. Sarcasme is een scherpe stijlfiguur, waarbij de aanval op een ander geopend wordt.

Zoölogie: dierkunde. Vgl. biologie, dat ook uit het Grieks komt en levenskunde, letterlijk: het levensverhaal of levenswoord, betekent.

Stereo: ‘ruimtelijk’: geluid van twee of meer kanten. Dit woord staat tegenover ‘mono’, eveneens een Grieks woord dat ‘alleen’ of ‘enige’ betekent.

Geografie: Griekse benaming voor wat wij kennen als aardrijkskunde. Geo (γῆ) betekent aarde en grafie komt van graphein (γράφειν), wat duidt op het (be)schrijven. Deze wetenschap houdt zich bezig met het bestuderen en onderzoeken van het aardoppervlakte en alles wat zich daarop voordoet en een plaatsgebonden karakter heeft, zoals andere culturen, milieukwesties, het heelal, water en het weer.

Dermatoloog: huidspecialist, huidarts. Een dermatoloog onderzoekt en geneest (idealiter) aandoeningen van de huid, nagels en haar, de zogenoemde ‘huidziekten’.

fish sign

Theologie: godgeleerdheid. Theologie is de wetenschap die onderzoek doet naar God, heilige geschriften en bronnen uit de tijd van – onder meer – de Tenach, Bijbel en Koran.

Ritme: term uit de muziek; ritme is het element in de melodie, dat alleen de toonduur aanduidt. Het woord wordt ook gebruikt voor een terugkerende regelmaat (hartritme, dagritme, loopritme) of bij jaargetijden.

Telescoop: letterlijk: verrekijker; apparaat om mee naar de sterren te kunnen kijken en het kosmos (ook een Grieks woord!) mee af te speuren.

Tantaluskweling: deze term is afkomstig uit de Griekse mythologie. Tantalus was de zoon van Zeus en de oceanide Pluto. Hij had het aanvankelijk goed, maar door zijn hooghartigheid en moordlust belandde in de onderwereld waar hij vreselijk getart werd. Hij onderging daar een Tantaluskwelling: hij had dorst maar kon niet drinken, had honger maar kreeg niet te eten en hij leefde voortdurend in doodsangst.

Pornografie: samenvoeging van de Griekse begrippen porno (πορνό) en graphein (γράφειν), ;etterlijk: ‘schrijven over prostituees’. Pornografie kreeg later een bredere betekenis: ‘Het weergeven van menselijk seksueel gedrag met het doel om seksuele opwinding te creëren’. Een van de eerste personen die zich hiermee bezighield, was de satirische journalist Pietro Aretino (1482-1556), een literair pornograaf, die zichzelf letterlijk zou hebben doodgelachen.

Stentor: heraut, voorbode, iemand met een zware stem die iets aankondigt. Het begrip komt uit de Griekse mythologie. Homerus schrijft in de Ilias, het beroemde werk over de Trojaanse Oorlog, over een hard schreeuwende heraut genaamd Stentor. Stentor is tegenwoordig vrij algemeen bekend als naam van een regionale krant, die uitkomt in onder meer Overijssel, Flevoland en op de Veluwe.

Demon: uit het Grieks. Betekenis was aanvankelijk: uitdeler van het lot, goddelijke macht, en veranderde later naar een duisterder betekenis: (boze) geest, demon, duivel. In 1721 kwam ‘daemon’ nog in de Nederlandse taal voor als een ‘goedaardig wezen’, maar in de negentiende eeuw daarentegen als pejoratieve term.

Programma: vastgestelde agenda voor een evenement of bijeenkomst, voorschrift. Samenstelling van het Griekse ‘pro’ (voor) en ‘gramma’ (letter, schrift).

Akoestiek: de leer van klank en geluid, een puur Grieks woord. Afkomstig van het werkwoord akoe-o (ακουω), wat horen/luisteren betekent.

Bibliotheek:  boekenverzameling in een ruimte, kamer of gebouw. Samenstelling van de twee Griekse woorden biblio (βιβλιο) en theke (θηκη). Biblio betekent letterlijk boek, waarvan het woord Bijbel ook is afgeleid. Theke duidt op een omhulsel of een kist, een voorwerp waar je iets in kunt plaatsen of zetten.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Scroll to Top